De Haringvlietdam met daarin de Haringvlietsluizen
Beeld: ©Deltaprogramma

Systeemanalyse waterveiligheid Waddenzee en Eems-Dollard - KP ZSS

Groeiende kwelders en brede groene dijken -- het verhaal van Waddenzee en Eems-Dollard

- Met Maarten Jansen (Witteveen + Bos) en Henk van Norel (Waterschap Hunze en Aas)

Op de lange termijn staat het Waddengebied onder druk door zeespiegelstijging. Het is de vraag of de natuurlijke aangroei van platen en kwelders de zeespiegelstijging zal kunnen volgen. Wat betekent dat voor de waterveiligheid in de toekomst? Waar liggen dan de knelpunten, en welke opties zijn er om de kust weerbaarder te maken? Die vragen stonden centraal in een van de deelstudies van het Kennisprogramma Zeespiegelstijging. “De positieve boodschap is: we kunnen het bijbenen. En ook de kosten vallen erg mee. Maar bij alle grote beslissingen die we nu nemen, moeten we al rekening houden met de toekomst.”

De Waddenzee en het Eems-Dollardgebied zijn een uniek en dynamisch stuk Nederland. De invloed van getijden, wind en stroming is hier groot. Al eeuwen beschermen de bewoners hun land tegen het water door het bouwen van dijken en terpen. De natuur helpt daarbij een handje mee: aanslibbing en kweldervorming zorgen voor robuuste, buitendijkse oeverzones die extra bescherming bieden. Maar wat gebeurt er met dit systeem als de zeespiegel stijgt? En welke opties zijn er dan om de waterveiligheid te waarborgen? Dat onderzochten de bureaus HKV, Witteveen + Bos en IV-Infra, in opdracht van Rijkswaterstaat en in nauw overleg met het Waterschap Hunze en Aas.

“We onderzochten alleen de Waddenzeekust – dus niet de Noordzeekant van de eilanden. Die viel onder de deelstudie naar de regio Kust”, verduidelijkt Maarten Jansen van Witteveen + Bos. “Ons studiegebied omvat de kop van Noord-Holland, de Friese en de Groningse kust en de Waddenzeekust van de eilanden.”

Natuurlijke bescherming

Deze kust ziet er anders uit dan elders in Nederland. Er zijn ‘harde’ dijken, die de laagliggende polders beschermen. Maar op sommige plekken ligt tussen deze dijken en de Waddenzee een geleidelijke overgang tussen zee en land: een dynamisch systeem van wadden en kwelders. Deze zijn ontstaan door aanslibbing – soms een handje geholpen door de mens – en groeien deels mee met zeespiegelstijging. Dat gebeurt onder meer doordat groeiende vegetatie steeds meer nieuw slib en zand invangt. Die worden aangevoerd door wind, stroming en getij. 

“Dit systeem is heel belangrijk voor de ecologie”, vertelt Jansen, “maar het biedt ook een natuurlijke bescherming van de achterliggende dijken. De kwelders verminderen de invloed van golfwerking, waardoor de dijken minder hoog en stevig hoeven te zijn dan in een situatie zonder natuurlijke vooroevers.”

Verschillen per traject

Door zeespiegelstijging verandert de waterstand, maar ook de golfwerking. In het Waddengebied neemt de invloed van golven toe naarmate je verder oostwaarts kijkt – en dat effect neemt toe met zeespiegelstijging. Daarnaast is de verwachting dat de aangroei van de wadplaten en kwelders in de toekomst minder hard zal gaan dan de stijging van de zeespiegel. “Daarom zullen we op veruit de meeste plekken de dijken moeten verhogen en versterken”, vertelt Henk van Norel van Waterschap Hunze en Aas, die nauw bij de studie betrokken was. “Maar we zien dat de benodigde invulling daarvan sterk per traject zal gaan verschillen.”

Een belangrijke vraag in deze studie was: in hoeverre voldoet de huidige vorm van kustverdediging ook in de toekomst? Van Norel: “Met andere woorden, kunnen we doorgaan met verhogen en versterken zoals we nu doen, of komt er een punt waarop we zeggen: het moet op een andere manier? En wat zijn daarvan dan de gevolgen qua technieken, financiën en ruimtebeslag?”

Lokaal ingrijpend

En, welke conclusies staan daarover in het rapport? “Technisch is het zeker mogelijk de dijken aan te passen aan 1, 2 en zelfs 5 meter zeespiegelstijging”, antwoordt Jansen, “ook al moeten we daarvoor op sommige plekken – in verband met die golfwerking – de dijken met meer dan 10 meter ophogen. Ook qua ruimtebeslag verwachten we dat we daar wel uitkomen. Met name langs de Friese en Groningse kust is er vrij veel ruimte, zeker in vergelijking met de rest van Nederland.”

Maar daar zijn natuurlijk wel kanttekeningen bij te plaatsen, voegt Van Norel daar meteen aan toe. De belangrijkste is de ruimtelijke inrichting: er zijn plekken, bijvoorbeeld bij Delfzijl, waar huizen en zelfs industriegebieden pal naast de dijk liggen. Elders liggen de dijken tussen de Waddenzee met zijn N2000-status en landbouwgronden. “Natuurlijk, lokaal kan dit zeer ingrijpende gevolgen hebben”, benadrukt ook Jansen, “maar in grote lijnen is dit absoluut haalbaar.”

Kosten vergelijkbaar met nu

Ook de kosten vallen mee, aldus het rapport. De jaarlijks benodigde kosten voor aanpassing van de dijken langs Waddenzee en Eems-Dollard – zelfs aan 5 meter zeespiegelstijging – liggen in dezelfde ordegrootte als die voor het huidige Hoogwaterbeschermingsprogramma (HWBP). Dat is het landelijke programma dat ervoor zorgt dat voor 2050 alle primaire keringen voldoen aan de nieuwe normen zoals die in 2017 zijn vastgesteld. De jaarlijkse kosten voor aanpassing aan 2, 3 en 5 meter bedragen respectievelijk 60, 80 en 120 procent van de huidige jaarlijkse kosten voor het HWBP. 

Met andere woorden, de kosten nemen minder hard toe dan de mate van zeespiegelstijging. Hoe kan dat? “Dat komt door de verhouding tussen de vaste en de variabele kosten van een dijkversterking”, legt Jansen uit. De vaste kosten zitten hem in het feit dát je een dijk moet versterken: je moet bijvoorbeeld een ontwerp maken, het werk voorbereiden en materieel inzetten. De variabele kosten zitten onder meer in de hoeveelheid uren en materialen. Jansen: “De vaste kosten blijven min of meer gelijk bij verschillende mate van zeespiegelstijging, en die vormen verreweg het grootste deel van de totale kosten.”

Ommezwaai

Maar ook bij die kostenraming zijn kanttekeningen te plaatsen, benadrukt Henk van Norel. “We gaan er maar steeds vanuit dat op plekken waar we ons nu geen zorgen hoeven te maken over bijvoorbeeld de kwelstroom onder een dijk door, en daarmee over het risico op piping (het instabiel worden van een dijk als gevolg van die kwelstroom, red.), dit ook in de toekomst geen probleem zal zijn. Ik denk dat we daarmee de kosten wellicht onderschatten. Op sommige plekken zullen de dijken fors moeten verbreden om piping tegen te gaan, waar dat nu nog geen issue is.”

Daar staat tegenover dat we volgens Van Norel aan de vooravond staan van een ommezwaai in het denken over kustbeheer. “We realiseren ons steeds meer dat we niet alleen moeten vertrouwen op die dijken, maar over de gehele linie moeten werken aan een brede kuststrook die op natuurlijke wijze meegroeit met zeespiegelstijging”, vertelt hij. “En dat wij dat proces hier en daar een handje zullen moeten helpen.”

Op tijd beginnen

Het meegroeien van buitendijkse kwelders kun je bijvoorbeeld bevorderen door het plaatsen van schermen van natuurlijke materialen. “Ook binnendijks wordt dat steeds belangrijker”, vervolgt Van Norel. “In Groningen zijn er plannen om slib uit het Eems-Dollardgebied te gebruiken om binnendijkse gebieden op te hogen. Je kunt dat ook op natuurlijke wijze doen door twee keer per dag een slibrijke vloedstroom het gebied binnen te laten, bijvoorbeeld via afsluitbare duikers in de dijk. In Delfzijl hebben we al zo’n aanslibbingspolder: de polder Breebaart. Dat is nu een prachtig, rijk natuurgebied.”

Aan de ene kant geeft dit rapport dus een positieve boodschap; aan de andere kant moeten we ons volgens Van Norel niet in slaap laten sussen. “Als we op tijd  beginnen – en er is nog tijd – dan liggen er voldoende kansen om ons land nog heel lang op orde te houden. Ook met meerdere meters zeespiegelstijging. Maar dan moeten we wel op tijd bepalen wat dan de juiste invalshoek is – en dus niet te lang zeggen: we blijven het doen zoals nu.”

Innovatieve projecten

Maarten Jansen is het daarmee eens, maar benadrukt wel dat ook de huidige manier van kustverdediging al adaptief is. “Op sommige plekken zeggen we nu al: hier kiezen we voor natuurlijke aanslibbing, hier kiezen we voor een harde, hoge dijk, en hier kiezen we voor een extra damwand. Als je het zo bekijkt, kunnen we daar nog heel lang mee doorgaan. Zeker als je bedenkt dat we nu al voortdurend bezig zijn met technische innovaties.”

Als voorbeeld noemt hij de Brede Groene Dijk, een innovatief project langs de Dollard. Hierbij worden lokaal gewonnen slib en klei ingezet om een zo natuurlijk mogelijke dijk te maken. Ook wordt er in het gebied geëxperimenteerd met het laten drogen en rijpen van slib tot klei in de zogeheten Kleirijperij. Dat project slaat twee vliegen in één klap: het Eems-Dollardgebied is van nature aan het dichtslibben en moet daarom regelmatig worden uitgebaggerd. Als dit materiaal lokaal kan dienen voor dijkverbetering, hoeft er geen materiaal van elders te worden aangevoerd. 

Integraal aanpakken

Wat bij al deze ontwikkeling van belang is, zo benadrukken Jansen en Van Norel, is de integrale benadering. “Ik denk dat je waterveiligheidsdoelen vaak prima kunt laten samengaan met andere doelen”, zegt Jansen. “Juist als je kiest voor natuurlijke oplossingen.” 

Kwelders helpen bijvoorbeeld niet alleen de golfwerking op de dijk te dempen; ze verminderen ook de kwelstroom onder de dijk door, en daarmee het risico op piping. “Ook kunnen ze een rol spelen in het zoetwaterbeheer”, vertelt Jansen. “Op kwelders infiltreert veel regenwater. Dat kan een mooie buffer vormen tegen verzilting binnendijks. Daarnaast hebben kwelders vaak bijzondere natuurwaarden.”

De volgende fase van het Kennisprogramma kan daarop voortborduren, aldus beide experts. Dan zal nader in beeld komen welke afwegingen er precies gaan spelen, en op welke termijn. Van Norel: “Maar nu weten we in elk geval in grote lijnen waar we op kunnen rekenen, qua knelpunten en qua kosten.”

Jansen: “Dat biedt nu al denkrichtingen voor beleid. En dat is ook nodig: alle grote beslissingen die we nu nemen, met name over ruimtelijke ordening, moeten we nemen met oog op de toekomst.”