Deltacommissaris bezoekt Haarlemmermeerpolder
Op 4 oktober hebben de dijkgraaf van Rijnland, Gerard Doornbos, en Secretaris Algemeen Directeur, Caroline van de Wiel, de deltacommissaris ontvangen in de Haarlemmermeerpolder. Op de agenda stond wateroverlast, waterbeschikbaarheid en waterkeren. De deltacommissaris werd vergezeld door Egon Ariens, programmamanager Deltaprogramma Zoetwater, en Lars Couvreur, projectleider Deltaplan Ruimtelijke Adaptatie.
De aanpak voor wateroverlast werd toegelicht op het gemaal Leeghwater. Een toepasselijke plaats, omdat ruim 160 jaar geleden hier begonnen is met het droogmaken van de Haarlemmermeer. Wateroverlast is dus geen nieuwe opgave, maar de klimaatverandering heeft de opgave wel doen toenemen. In veel polders zijn extra inspanningen nodig door de klimaatverandering die reeds is opgetreden. Dat is niet alleen een opgave voor de waterschappen maar soms ook voor gemeenten en burgers. De meest doelmatige oplossing vraagt maatwerk dat met het betreffende gebied moet worden bepaald. In het centrale boezemsysteem van Rijnland waar de polders op uitslaan, worden nu reeds investeringen gedaan om ook voor 2050 klimaatrobuust te zijn. Een voorbeeld daarvan is de piekberging in de Haarlemmermeerpolder waar eens in de ca. 15 jaar ruim 1 miljoen m3 kan worden opgevangen. Het gezelschap heeft de locatie bezocht en is daar ook in gesprek gegaan met de klankbordgroep van bewoners en agrarisch ondernemers. Die benadrukten het belang van betrokkenheid van het gebied waarbij aspecten als de recreatiedruk en landbouwbedrijfsvoering ook aandacht vragen naast waterbeheer.
Vervolgens is het onderwerp waterbeschikbaarheid besproken op het het bedrijf van bloemteler Peter Baars met vertegenwoordigers van de telers en akkerbouwer die afhankelijk zijn van zoet water. In de Haarlemmermeerpolder komt namelijk op veel plaatsen brak grondwater naar boven. Om landbouw en natuur mogelijk te maken, is doorspoeling met zoetwater in de polder nodig. Het zout uit de polder moet vervolgens ook weer worden weggespoeld uit de boezem wat ook water vergt (ca 40 miljoen m3/jaar). Het waterschap en de agrarische ondernemers zijn met elkaar in gesprek gegaan om te kijken of er niet een doelmatigheidsslag mogelijk is bij het omgaan met brak water en doorspoelen. Beiden geven aan veel van elkaar te hebben geleerd en ook te hebben vastgesteld dat we nog veel niet weten over bijvoorbeeld de zoutschade van verschillende functies. Door het proces groeit het gevoel over de opgave en de kansen, zoals meer maatwerk bij doorspoeling en het stimuleren en benutten van metingen door ondernemers. De telers benadrukten tegelijkertijd ook dat de gesprekken over waterbeschikbaarheid niet los kunnen worden gevoerd van wateroverlast. Het waterbeheer moet op de integrale opgave worden ingericht.
Tenslotte is vanaf de dijk die Schiphol beschermt tegen het water in de boezem, dat meer dan vijf meter hoger ligt dan Schiphol, het thema regionale waterkeringen besproken. Regionale waterkeringen die onder de verantwoordelijkheid van provincies en waterschappen vallen, worden vaak als een wateroverlast maatregel gezien, maar bij diepe polders die naast grote meren liggen kan lokaal zelfs sprake zijn van slachtofferrisico. Ook kan bij falen van een regionale kering sprake zijn van aanzienlijke economische schade in de orde van grootte van honderden miljoenen tot zelf meer dan een miljard, bijvoorbeeld als Schiphol te kampen krijgt met wateroverlast. In de discussie hierover kwam aan de orde dat zeker voor vitaal en kwetsbare infrastructuur regionale keringen in diverse gebieden meer aandacht verdienen. Dit is een punt dat in de uitwerking van het Deltaplan Ruimtelijke Adaptatie een plaats zou kunnen krijgen.
Het werkbezoek onderstreepte dat in het Deltaprogramma rijk, regionale overheden en gebruikers elkaar hard nodig hebben en ook duidelijk hun eigen taken hebben. De klimaatopgave in het gebied van de Haarlemmermeerpolder illustreerde de opgaven en de noodzaak om elkaar te versterken op een zeer illustratieve wijze.