Dashboard Signaalportaal - Grondwaterstanden
Voor thema 'natter'
Hoe representatief is deze peilfilter?
Dit filter geeft met de blauwe punten een indruk van de hogere grondwaterstanden in Oost-Nederland. Uit de grondwaterstandsreeks te Ruurlo blijkt dat de wintergrondwaterstanden (HG3) ook na de droge zomers van 2018-2020 redelijk normaal waren. Het beeld verschilt echter sterk van locatie tot locatie. Extreem hoge grondwaterstanden treden vooral op tijdens zware neerslaggebeurtenissen, deze zijn hier niet weergegeven.
Waarom is dit van belang?
Hogegrondwaterstanden kunnen leiden tot 1) verminderde draagkracht van landbouwgronden waardoor bewerkingen van de grond en ook de oogst problemen kan ondervinden, 2) schade aan gewassen door zuurstoftekort, 3) grondwateroverlast bij gebouwen, zoals water in de kruipruimte.
Regionale verschillen
Nederland kent grote verschillen in grondwaterregimes. Vaak wordt onderscheid gemaakt in Laag- en Hoog-Nederland, maar ook in Hoog-Nederland komen nattere en droge gronden voor.
Waar zijn de data/figuren op gebaseerd (en berekeningswijze)?
De basisgegevens zijn afkomstig uit het Dinoloket (TNO): https://www.dinoloket.nl/
Op basis hiervan is de HG3 per jaar bepaald, dat is het gemiddelde van de hoogste drie waarden van gemeten grondwaterstanden, waarbij de grondwaterstanden 24 maal per jaar worden gemeten (tweewekelijks).
- x-coordinaat 244420
- y-coordinaat 469650
- maaiveldhoogte NAP +1939 cm
- filterdiepte 350 cm
Voor thema 'droger'
Hoe representatief is deze peilfilter?
Dit filter geeft een indruk van de problematiek van de jaren 2018 – 2021 in Oost-Nederland. De effecten verschillen echter sterk van locatie tot locatie. Er zijn bijvoorbeeld ook locaties waar de grondwaterstand in 2018 en 2019 tot meer dan een meter lager was dan in gemiddelde weerjaren.
Waarom is dit van belang?
De lage zomergrondwaterstanden kunnen regionaal leiden tot:
- lage vochtbeschikbaarheid in de onverzadigde zone door het wegvallen van de capillaire werking;
- verminderde afvoer of droogvallen van (stromende) oppervlaktewateren. De lage vochtbeschikbaarheid kan leiden tot verminderde opbrengsten in de landbouw en tot schade aan natuurlijke vegetaties;
- zettingen van bodemlagen en daarmee schade aan funderingen en;
- extra oxidatie van veenlagen en daarmee extra CO2-emissies.
Regionale verschillen
Met name de hoger gelegen gebieden in Zuid- en Oost-Nederland zijn vooral afhankelijk van neerslag; er is vrijwel geen mogelijkheid tot aanvoer van water uit andere gebieden of uit rivieren. Een tekort aan neerslag kan lange tijd doorwerken in de grondwaterstanden (in het bijzonder op de stuwwallen). In West en Noord-Nederland en het rivierengebied is de mogelijkheid van wateraanvoer er wel en worden de grondwaterstanden beter beheerst.
Waar zijn de data/figuren op gebaseerd (en berekeningswijze)?
De basisgegevens zijn afkomstig uit het Dinoloket (TNO): https://www.dinoloket.nl/
Op basis hiervan is de LG3 per jaar bepaald, dat is het gemiddelde van de laagste 3 waarden van gemeten grondwaterstanden, waarbij de grondwaterstanden 24 maal per jaar worden gemeten (tweewekelijks).
- x-coordinaat 244420
- y-coordinaat 469650
- maaiveldhoogte NAP +1939 cm
- filterdiepte 350 cm