Systeemanalyse waterveiligheid RijnmondDrechtsteden en Rivierengebied - KP ZSS
Stormvloedkeringen, rivierwaterafvoer en zeespiegelstijging: het verhaal van de Rijn-Maasmonding en het Rivierengebied
- Met Jan Stijnen (HKV), David Knops (HKV) en Pim Neefjes (Rijkswaterstaat)
De Nieuwe Waterweg en het Haringvliet brengen het leeuwendeel van het Nederlandse rivierwater naar zee. Deze mondingen zijn kwetsbaar voor invloeden vanuit zee – en die kwetsbaarheid reikt ver landinwaarts. Dijken en stormvloedkeringen bieden bescherming tegen de zee, rondom de Rijn-Maasmonding en in het achterland. Dijken beschermen ook tegen de steeds extremere rivierwaterstanden. In hoeverre voldoet het huidige systeem als de zeespiegel stijgt? Waar liggen dan de kwetsbaarheden? Dat is onderzocht in een deelstudie van het Kennisprogramma Zeespiegelstijging.
“De Rijn-Maasmonding is een divers en complex deel van Nederland”, vertelt Pim Neefjes van Rijkswaterstaat. “Je vindt er grootstedelijke gebieden, maar ook open polderland zoals de Alblasserwaard met de molens van Kinderdijk, uitgestrekte natuur zoals de Biesbosch, en ook nog eens de grootste haven van Europa. Het is een hoogdynamisch geheel met een open verbinding naar zee: je hebt er eb en vloed, hoge en lage rivierafvoeren, wel of geen storm vanuit zee...”
De Rijn-Maasmonding en het rivierengebied liggen goed beschermd achter dijken en de stormvloedkeringen van Haringvliet, Nieuwe Waterweg en Hollandsche IJssel. Ook zijn er veel buitendijkse gebieden. “Tegen deze achtergrond is het heel belangrijk dat we weten wat er op ons afkomt als de zeespiegel stijgt”, stelt Neefjes. “Daarom hebben HKV, Witteveen+Bos en IV-Infra daar onderzoek naar gedaan, in opdracht van Rijkswaterstaat.”
Andere afwegingen
De waterveiligheid in dit grote gebied is nu al een ingewikkeld vraagstuk, waarbij voortdurend afwegingen nodig zijn tussen verschillende belangen en risico’s. “Dat zal in de toekomst door zeespiegelstijging alleen maar meer het geval zijn”, zegt Jan Stijnen van HKV. “Met een stijgende zeespiegel zullen we de stormvloedkeringen bijvoorbeeld hoger en sterker moeten maken, dat spreekt voor zich. Maar er komt een punt dat we ook moeten gaan overwegen om ze pas bij een hoger waterpeil te sluiten.”
Nu sluit de Maeslantkering, in de Nieuwe Waterweg, gemiddeld zo eens in de 10 jaar. Bij 3 meter zeespiegelstijging is dat elke dag, als je hetzelfde sluitpeil hanteert. Stijnen: “Dan verlies je het karakter van een afsluitbaar open watersysteem. Op den duur zijn dus afwegingen nodig: welke sluitfrequentie – en welk waterpeil achter de keringen – vinden we acceptabel? En zijn er wellicht ook heel andere oplossingen mogelijk?”
Balans
Het huidige onderzoek bracht in beeld waar in dit systeem de kwetsbaarheden zitten als de zeespiegel stijgt – niet alleen vlakbij de riviermondingen, maar ook verder landinwaarts. “In dit deel van Nederland is er steeds een balans tussen de zee die de ene kant op duwt, en de rivieren die de andere kant op duwen”, vertelt Stijnen. “Beide factoren kunnen de oorzaak zijn van hoogwaterstanden die onze veiligheid bedreigen. Welke invloed het sterkst is, verschilt van plek tot plek en ook van moment tot moment. En die balans zal in de toekomst ook anders komen te liggen.”
Een stad als Dordrecht heeft nu al te maken met dreiging van beide kanten. Verder oostelijk neemt de dreiging vanuit de zee af. “Maar naarmate de zeespiegel stijgt, en als we besluiten de stormvloedkeringen pas bij hogere peilen te sluiten, zal de invloed van de zee verder landinwaarts gaan reiken”, vertelt Neefjes. “Daarbij komt dat de rivierwaterstanden in de toekomst naar verwachting ook extremer zullen gaan worden.”
Technisch mogelijk
De onderzoekers namen alle dijken, keringen en andere kunstwerken in het gebied onder de loep, ook landinwaarts: langs de Maas tot Mook, langs de Waal tot Pannerden en langs de Rijn tot de splitsing met de IJssel. Ze berekenden hoe hoog en hoe sterk die keringen moeten zijn bij verschillende maten van zeespiegelstijging – en wat daarvan de kosten zijn.
“Dat wil zeggen, in grote lijnen”, nuanceert David Knops van HKV. “De lokale variaties zijn namelijk groot. Je hebt groene dijken met vegetatie, maar ook stenen kades in de historische binnenstad van Dordrecht. De ondergrond verschilt, de ruimtelijke ordening eromheen verschilt, noem maar op. Hier en daar staan huizen op of vlak naast de dijken. Dus daarom keken we per dijktraject naar gemiddelden, wat betreft hydraulische belasting, benodigde aanpassingen en kosten.”
En, wat kwam daaruit? “De benodigde hoogte komt min of meer overeen met de stijging van de zeespiegel”, antwoordt Knops. Dat klinkt misschien logisch, maar elders in Nederland is soms méér hoogte nodig, vanwege extra golfwerking bij hogere zeespiegels. Dat blijkt hier niet zo te zijn. Knops: “Die benodigde hoogte is technisch gezien te realiseren, in elk geval tot 5 meter zeespiegelstijging.”
Niet duurder uit
Ook de kosten zijn te overzien, aldus de onderzoekers. “Ik ben niet gealarmeerd”, stelt Stijnen. “Onze conclusie is dat de kosten gemiddeld genomen in dezelfde ordegrootte zullen liggen als de jaarlijkse kosten die we nu maken voor het Hoogwaterbeschermingsprogramma.” Dit is het nationale ophogings- en versterkingsprogramma dat ervoor moet zorgen dat alle primaire keringen uiterlijk in 2050 voldoen aan de nieuwe waterveiligheidsnormen zoals die in 2017 zijn vastgelegd in de wet. In dit programma versterken Rijkswaterstaat en de Waterschappen samen zo’n 1.300 km dijken en 500 sluizen en gemalen.
Kortom, in de toekomst zijn we dus jaarlijks aan waterveiligheid vergelijkbare bedragen kwijt als nu, zelfs als de zeespiegel flink stijgt. “En de dijkopgave is bij 3 meter zeespiegelstijging niet drie keer zo duur als bij één meter zeespiegelstijging”, zegt Stijnen. “Dat vond ik echt een eyeopener. De kosten stijgen niet met dezelfde factor als de mate van zeespiegelstijging.”
Vaste kosten
Hoe kan dat allemaal? Waarom valt dit zo mee? “Dat heeft te maken met de twee soorten kosten die je maakt voor een dijkverbetering”, legt Knops uit. Je hebt de vaste kosten die je sowieso maakt als je ergens een project uitvoert, bijvoorbeeld logistieke kosten. Je moet een ontwerp maken en je moet met je materieel ergens heen om het project uit te voeren. En je hebt variabele kosten, bijvoorbeeld de hoeveelheid grond die je verzet. Knops: “Ons onderzoek laat zien dat de toekomstige kosten van dijkverbeteringen vooral zitten in hoe vaak je een verbetering moet uitvoeren, en in mindere mate in hoe groot deze verbetering dan precies is.”
Daarbij zijn natuurlijk wel kanttekeningen te maken, benadrukt Stijnen. “Wij keken puur naar de technische feiten, niet naar de maatschappelijke wenselijkheid van maatregelen”, zegt hij. “Op sommige plekken hebben maatregelen grote gevolgen voor de ruimtelijke ordening. Soms kun je ergens geen nieuwe wijken plannen – of zal er zelfs bestaande bebouwing moeten wijken.” Ook zijn er soms lokale, alternatieve keuzes mogelijk die conclusies over een bepaald dijktraject achterhaald maken. “Als je ergens bijvoorbeeld een damwand plaatst, hoef je een dijk wellicht niet breder te maken om hem toch voldoende veilig te maken”, zegt Stijnen.
Volgende fase
Een andere kanttekening is het feit dat de studie niet de buitendijkse gebieden heeft meegenomen, of indirecte kosten, zoals de gevolgen voor scheepvaart als een stormvloedkering vaker moet sluiten. Neefjes: “Naar al die zaken gaan we als regio kijken in de volgende fase van het Kennisprogramma Zeespiegelstijging.”
Zijn er nog meer uitkomsten in het rapport die de heren opvielen? “We denken vaak dat de grootste waterveiligheidsopgave aan zee ligt”, antwoordt Neefjes. “Maar vrijwel overal in de regio is ook bodemdaling een grote uitdaging. Ook langs de rivieren.” De bodemdaling varieert van plek tot plek, en blijkt voor de waterveiligheid over een periode van 100 jaar soms net zo belangrijk te zijn als zeespiegelstijging.
Er is tijd, maar we moeten wel aan de slag
De voornaamste conclusie uit deze studie, aldus de drie experts, is dat het borgen van de waterveiligheid in de toekomst financieel behapbaar lijkt. “Natuurlijk, lokaal zal de impact van maatregelen soms heel groot zijn”, zegt Neefjes. “Maar in grote lijnen zijn deze uitkomsten echt geruststellend. De huidige strategie kan zeker nog een tijdje mee.”
Stijnen: “In elk geval vanuit de waterveiligheid bezien. En dit is allemaal niet mórgen al aan de orde. Zeespiegelstijging zien we langzaam aankomen. We monitoren de situatie, er is op te anticiperen, en er is tijd om daarnaar te handelen.”
Neefjes: “Wat niet wil zeggen dat zeespiegelstijging geen groot probleem is en dat we niets aan mitigatie hoeven te doen. Qua waterveiligheid lijkt 3 meter hanteerbaar, maar het blijft natuurlijk zo: hoe minder zeespiegelstijging, hoe beter.”
Paden uitstippelen
Stijnen beaamt dat: “Zeespiegelstijging mag dan wel traag gaan – het kost ook veel tijd om dingen voor elkaar te krijgen. Een programma als Ruimte voor de Rivier heeft ook 20 jaar geduurd. Ook het ontwerpen en aanleggen van een nieuwe stormvloedkering kan zomaar 20 jaar duren. Dat betekent wel dat we dingen op tijd onderzocht moeten hebben.”
Knops: “Dus ook al is dit rapport nu geruststellend, het is wél zaak om nu alvast goed na te denken: als dít gaat gebeuren, dan wordt dát een knelpunt, of dan moeten we dát nader onderzoeken. We kunnen daarvoor nu al verstandige paden uitstippelen. Daarvoor geeft dit rapport de handvatten.”