Deltabeslissing IJsselmeergebied
Het IJsselmeergebied vervult een aantal cruciale functies voor de Nederlandse waterveiligheid en waterhuishouding. De Deltabeslissing IJsselmeergebied geeft richting aan de maatregelen die zorgen voor het behouden en versterken van die functies.
De Deltabeslissing IJsselmeergebied gaat specifiek over het peilbeheer van het IJsselmeergebied in relatie tot de zoetwatervoorziening en de waterafvoer naar de Waddenzee.
Waterafvoer bij stijgende zeespiegel
De waterafvoer van het IJsselmeer naar de Waddenzee vindt vanaf 2026 plaats met een combinatie van spuien en pompen bij de Afsluitdijk. Om voor de toekomst het gemiddeld peil van NAP -0,25 m en pieken die eens in de 10 jaar voorkomen goed te kunnen handhaven, bouwt Rijkswaterstaat nieuwe spuisluizen en pompen in de Afsluitdijk bij Den Oever, die naar verwachting in 2026 klaar zijn. Vanwege de snellere veranderingen in het klimaat (volgens de KNMI’23-klimaatscenario’s) zijn rond 2040 wellicht nieuwe pompen of spuisluizen nodig of moeten grotere peilfluctuaties worden geaccepteerd. Het kabinet houdt het beperkt meestijgen van het winterpeil met de zeespiegel voor de periode na 2050 als optie open. Deze beleidsmatige ruimte is nodig om in te kunnen spelen op veranderende omstandigheden of inzichten. Het handhaven van deze ruimte voorkomt dat het systeem te veel ‘dicht wordt getimmerd’, waardoor in de toekomst opties worden afgesneden.
Peilbeheer
Het Peilbesluit IJsselmeergebied (2018) geeft aan tussen welke grenzen het waterpeil in het IJsselmeer en Markermeer in het ideale geval moet blijven. In de winter laag genoeg om hoge wateraanvoer en veel neerslag op te kunnen vangen. In de zomer hoog genoeg om voldoende zoetwater beschikbaar te hebben. In de praktijk blijkt het niet altijd mogelijk om de gewenste peilen te bereiken. Droge periodes vroeg in het jaar of juiste natte periodes in najaar en winter maken dat lastig. Onderzoek van het Deltaprogramma Zoetwater uit 2020 laat bijvoorbeeld zien dat de buffercapaciteit voor droge periodes mogelijk niet meer volstaat om de afgesproken kans op tekort te borgen (eens in de 50 jaar). Op basis van het klimaatscenario Stoom2050 zou de buffercapaciteit of aanvoer de komende jaren vergroot moeten worden om in een toenemende watervraag te voorzien, of de watervraag verkleind. In 2025 wordt het peilbesluit geëvalueerd.
Zoetwater
Rijkswaterstaat benut de mogelijkheden van flexibel peilbeheer in het IJsselmeer en Markermeer om te zorgen dat er voldoende zoetwater op voorraad blijft. De ambitie is dat een droogte die eens in de twintig jaar voorkomt, kan worden opgevangen. De beleidsruimte blijft open om de bandbreedte van het flexibel waterpeil in het IJsselmeer en Markermeer na 2050 te vergroten naar maximaal 50 centimeter: van NAP -0,40 m tot NAP +0,10 m. Vooralsnog is deze optie het behouden van de ruimte om in de toekomst een mogelijke verandering niet dicht te timmeren. Vanwege de klimaatverandering kan de noodzaak van een peilverandering ten behoeve van de zoetwatervoorraad eerder aan de orde komen. Wanneer hiertoe wordt besloten, zal een stijging geleidelijk worden ingevoerd.
Bij een zoetwatertekort bepalen Rijkswaterstaat, de waterschappen en de provincies aan de hand van de verdringingsreeks en een bestuursovereenkomst samen hoe het beschikbare water wordt verdeeld over de regio IJsselmeergebied.