Deltaprogramma 2024

De nieuwste wetenschappelijke inzichten van het internationale klimaatpanel IPCC en de watersnood in Limburg, Duitsland en België in 2021 laten zien dat klimaatverandering zich – helaas – ook in ons deel van de wereld steeds duidelijker manifesteert. Extreme buien, overstromingen, hittegolven, perioden van droogte en zeespiegelstijging komen steeds vaker voor. Klimaatverandering gaat ook steeds sneller, en de gevolgen zijn ingrijpender dan we tot voor kort aannamen. Door in te zetten op mitigatie en adaptatie is er echter nog wel perspectief. Hoe sneller we de uitstoot van broeikasgassen verminderen (mitigatie), hoe meer tijd er is om de gevolgen van klimaatverandering beheersbaar te houden. En hoe sneller we de ruimtelijke inrichting aanpassen aan het nieuwe klimaat (adaptatie), hoe minder kwetsbaar we zijn voor schade. Het nationaal Deltaprogramma werkt deze strategieën door te zorgen voor goede waterveiligheid, de beschikbaarheid van zoetwater en ruimtelijke adaptatie. In Deltaprogramma 2024 staan de voortgang in de periode 2022-2023 en de geplande maatregelen voor de komende jaren. 

Grenzen stellen

In verschillende gebieden zijn de grenzen bereikt met de insteek om het water- en bodemsysteem met technische middelen te beheren. Dit speelt bijvoorbeeld nu al op de hoge zandgronden, waar watertekorten voor grote problemen zorgen, en in de veenweidegebieden, waar verzilting in bepaalde gebieden niet meer te voorkomen is. Op deze weg verder gaan kan dus niet, dan loopt het proces vast. Het is dus belangrijk om te beseffen dat niet alles kan, en niet alles kan op de manier waarop we het nu doen. Er moeten dus duidelijke keuzes worden gemaakt en grenzen worden gesteld aan ruimtebeslag en watergebruik. Anders wordt de opgave nog groter. Sommige keuzes in de waterhuishouding en de ruimtelijke inrichting moeten we nu al maken om de toenemende weersextremen op te vangen, voor andere keuzes is er meer tijd. 

De regio’s moeten de komende jaren grote opgaven invullen, zoals de woningbouw en de landbouwtransitie. Om hierbij de grenzen van de natuurlijke omgeving in acht te nemen, is het van groot belang om met het principe Water en Bodem Sturend te werken. Hierbij is de inzet dat we niet over de grenzen van het water- en bodemsysteem gaan, zodat ruimtegebruik duurzaam blijft. Ruimtelijke keuzes op basis van water en bodem kunnen de juiste kaders en randvoorwaarden bieden voor wat er regionaal moet gebeuren. Daarom wordt Water en Bodem Sturend gebruikt bij onder andere de nieuwe Nota Ruimte en beleidskeuzes voor de ruimtelijke inrichting van Nederland. Ook het Deltaprogramma werkt vanaf het begin in de geest van Water en Bodem Sturend bij keuzes in de ruimtelijke inrichting. Dit uitgangspunt is voor het Deltaprogramma van het grootste belang, want de gestelde doelen zijn alleen haalbaar als Water en Bodem Sturend echt doorwerkt in alle ruimtelijke opgaven. 

Vaart maken

Vaart maken is dus essentieel. Keuzes die nu worden gemaakt, bepalen in belangrijke mate de veiligheid en leefbaarheid voor komende generaties. Voor de lange termijn is 2050 de eerste belangrijke mijlpaal voor het Deltaprogramma: dan moet Nederland waterrobuust en klimaatbestendig zijn. Maar daar blijft het niet bij, want het land moet ook klaarstaan voor alle aanpassingen die later nog nodig zijn, niet alleen vanaf 2050 maar ook tot voorbij 2100. Want de klimaatverandering zet door.  

Het Deltaprogramma wil zelf vaart maken met het realiseren van de eigen doelen voor waterveiligheid, zoetwaterbeschikbaarheid en ruimtelijke adaptatie. Vooral voor zoetwater en ruimtelijke adaptatie zijn de gevolgen van klimaatverandering nu al merkbaar en is deze versnelling nodig. In het Deltaprogramma 2024 staat uitgelegd hoe deze versnelling wordt aangepakt. Ook versnelde klimaatbestendigheid en waterrobuustheid in andere domeinen, zoals de woningbouw, de landbouw en de inrichting van het landelijk gebied, heeft de prioriteit van het Deltaprogramma. Dit vraagt om een brede en flinke uitvoeringskracht op regionaal niveau. 

Grip op grilligheid

Klimaatverandering is steeds meer merkbaar in grilliger weer met extreme buien, hittegolven, droogte, overstromingen en een versnellende zeespiegelstijging. De gevolgen hiervan zijn bovendien ingrijpender dan eerder voorzien. Om meer grip te krijgen op deze grilligheid en onzekerheid zijn nieuwe inzichten en concrete maatregelen nodig. Hierbij is het belangrijk om de lange termijn niet uit het oog te verliezen door de focus op de korte termijn, bijvoorbeeld vanwege noodsituaties. 

Het Deltaprogramma draagt hieraan bij door de mogelijke oplossingen voor een veilige en klimaatbestendige delta regelmatig opnieuw te bezien, op een gestructureerde manier en met nieuwe kennis en inzichten. In 2023 is daartoe het proces van de tweede zesjaarlijkse herijking gestart. Dat leidt in 2026 tot voorstellen voor aanpassing of verandering van deltabeslissingen en regionale voorkeursstrategieën. 

De tweede herijking wordt onder meer gebaseerd op nieuwe klimaatscenario’s van het KNMI en nieuwe scenario’s voor Welvaart en Leefomgeving (WLO) van het Planbureau voor de Leefomgeving, die beide eind 2023 uitkomen. Ook de resultaten van het Kennisprogramma Zeespiegelstijging vormen een belangrijke basis voor de herijking. Deze herijking van deltabeslissingen en voorkeursstrategiëen raakt andere opgaven in verschillende regio’s. Voorstellen moeten daarom in samenhang met andere gebieden en opgaven tot stand komen. Ook kunnen fundamentele systeemwijzigingen op de langere termijn nodig zijn voor het klimaatbestendig en -robuust maken van de infrastructuur en ruimtelijke inrichting. 

Signaalgroep

Jaarlijks brengt de Signaalgroep Deltaprogramma advies uit aan de deltacommissaris over wetenschappelijke en maatschappelijke inzichten en trends die relevant zijn voor het Deltaprogramma. In 2022 benoemde de Signaalgroep dat er meer grilligheid optreedt in de samenloop en doorwerking van klimaateffecten. Om de impact van klimaateffecten regionaal beter in te kunnen schatten en goed voorbereid te zijn, zijn regionale stresstesten voor ruimtelijke adaptatie en zoetwatervoorziening gedaan. Aan bovenregionale stresstesten en risicodialogen wordt gewerkt.  

Hoogwaterbeschermingsprogramma

Tot 2050 zijn dijkversterkingen nodig, en daarom zijn alle primaire waterkeringen beoordeeld. In totaal moet er 1.500 kilometer dijk worden versterkt, en daarnaast 426 waterkerende kunstwerken. Het Hoogwaterbeschermingsprogramma (HWBP) heeft nog niet het beoogde realisatietempo, maar de ambitie om jaarlijks 50 kilometer dijk te versterken wordt naar verwachting in 2026 behaald. Inmiddels zijn 196 kilometer dijk en 51 kunstwerken versterkt of veilig verklaard. Op dit moment zijn circa 100 dijkversterkingsprojecten in voorbereiding of in uitvoering, goed voor 814 kilometer dijk en 317 kunstwerken.  

Vergroot afbeelding Hoogwater in Vlaardingen tijdens storm Corrie januari 2022.   Fotograaf: Tineke Dijkstra
Beeld: Tineke Dijkstra

Samenhang en verbinding

In de regio komen alle grote urgente opgaven samen: woningbouw, stikstof en natuur, de energietransitie, klimaatadaptatie. Deze opgaven, transities en adaptaties leggen veel beslag op de beperkte ruimte in Nederland. Aangezien al deze zaken ook nog met elkaar samenhangen, moeten de oplossingen voor de ruimtelijke inrichting zo veel mogelijk meerdere opgaven dienen.  

Bij het verbinden van deze opgaven is de strategie Water en Bodem Sturend goed te gebruiken. Het is de rol van het Deltaprogramma om daarbij scherp te beschrijven wat de klimaatopgaven voor de lange termijn zijn, ook op bovenregionaal niveau, en de dialoog tussen alle partners te stimuleren. De oplossingen in de verschillende regio’s staan niet los van elkaar, bijvoorbeeld als het gaat om het beheersen van de waterveiligheid in het rivierengebied. Daarom brengt het programma Integraal Riviermanagement (IRM) de partners uit verschillende regio’s in zowel de publieke als private sector bij elkaar.  

Ook buiten het Deltaprogramma werken partijen aan keuzes die gevolgen hebben voor de ruimtelijke ontwikkeling op lange termijn, zoals diverse programma’s binnen de Rijksoverheid, kennisinstituten en andere niet-overheidspartijen. Nieuwe kennis en inzichten kunnen relevant zijn voor een specifieke regio of voor het Deltaprogramma in het algemeen. Het Deltaprogramma legt waar nodig de verbinding met deze externe partijen, om tot samenhangende oplossingen voor opgaven te komen. Op deze manier kan de uitvoering van projecten ook tijdig worden aangepast en kunnen deltabeslissingen en voorkeursstrategieën ook sneller worden herijkt. 

Adviezen deltacommissaris bij DP 2024

Via een aanbiedingsbrief bij het Deltaprogramma 2024 blikt de deltacommissaris terug op aanbevelingen van eerdere jaren. Ook beschouwt hij de huidige stand van zaken, en daaruit volgen vijfadviezen.  

Ten eerste adviseert de deltacommissaris om een generatietoets bij beslissingen over de ruimtelijke inrichting toe te passen. Het verzoek hiervoor is afkomstig van de Jonge Klimaatbeweging, die zich hardmaakt voor het meenemen van jongeren in de besluitvorming zodat het afwentelen op toekomstige generaties zo veel mogelijk kan worden voorkomen. Ook adviseert de deltacommissaris om in het algemeen intensiever burgers te betrekken, niet alleen om meer draagvlak voor besluiten te creëren maar ook om nog veel meer ervaring, denkkracht en ideeën bij het Deltaprogramma te betrekken.  

Een derde advies is het maken van scherpere keuzes, zowel op de korte termijn als voor de langere termijn. Hiermee kan worden voorkomen dat toekomstige oplossingen worden geblokkeerd of bemoeilijkt. Een concrete invulling hiervan vindt plaats bij de herijking van de huidige deltabeslissingen en voorkeursstrategieën, waarbij men fundamenteel naar andere beleidsopties zal kijken. In de aanbiedingsbrief geeft de deltacommissaris ook al het goede voorbeeld door een aantal heel concrete keuzes en adviezen te beschrijven. Reserveer bijvoorbeeld ruimte voor wateropvang bij stadsuitbreiding, wees kritisch met nieuwe watervragers, faciliteer geen landgebruik dat niet houdbaar is. Speciale aandacht is voor de bescherming van de grondwatervoorraad en het grensoverschrijdende karakter van opgaven voor grond- en oppervlaktewater. 

Het vierde advies staat in het kader van verbreding. De huidige voorkeursstrategieën en deltabeslissingen zijn ontwikkeld met veel verschillende partijen, maar wel sterk geworteld in het waterdomein. Omdat de functies van het watersysteem en het landgebruik onderling sterk samenhangen is verdere verbinding noodzakelijk, bijvoorbeeld met de bouwopgave Nationaal Programma Landelijk Gebied (NPLG). Deze verbinding kan goed worden gefaciliteerd door het benutten van relevante adviezen, die het resultaat zijn van de overlegstructuur en uitvoeringskracht van het Deltaprogramma. 

Ten slotte moet de uitvoering in de regio centraal komen te staan, en de samenwerking op rijksniveau moet daaraan dienstbaar zijn. Hierbij is het advies ook om te werken vanuit de geest van Water en Bodem Sturend, en zo anticiperend mogelijk te werk te gaan met de instrumenten die nu beschikbaar zijn. Zowel nieuwe ontwikkelingen als huidige uitdagingen in de bebouwde omgeving zijn van belang om rekening mee te houden. Dat vraagt van provincies, gemeenten en andere partners in het Deltaprogramma om daadkracht en heldere keuzes maken, waarbij het belang van de regio centraal staat.  

Kennisprogramma Grensoverschrijdende Rivierafvoeren en Afvoerverdeling

Zeespiegelstijging 

De mogelijk versneld stijgende zeespiegel zal op termijn grote impact hebben op de waterveiligheidsopgave en de zoetwatervoorziening. De partners van het Deltaprogramma zijn als onderdeel van het Kennisprogramma Zeespiegelstijging gestart met analyses: hoe houdbaar en rekbaar zijn de bestaande regionale strategieën? Per gebied verkent het Deltaprogramma de gevolgen van extreme zeespiegelstijging, de opties voor de korte en de lange termijn en de mogelijke interactie met de investeringsagenda’s voor duurzame energie, woningbouw, infrastructuur, landbouw en natuur. De tussentijdse rapportage van de eerste onderzoeksfase is inmiddels beschikbaar. Hierin staat dat zeespiegelstijging zorgt voor een toename van verzilting, en de watervraag zal toenemen om deze verzilting tegen te gaan. Daarom zal zeespiegelstijging eerder in de tijd van invloed zijn op de zoetwaterbeschikbaarheid en daarna op de waterveiligheid. Als gevolg van zeespiegelstijging is in de toekomst steeds meer zand nodig om de kustlijn op de huidige positie te handhaven. Eind 2023 komt de tussenbalans van het kennisprogramma beschikbaar. 

Het kennisprogramma wordt doorgezet in een tweede fase (2024-2026). Hierin zal de focus liggen op aanpassingen waardoor bestaande strategieën tegen de gevolgen van zeespiegelstijging langer houdbaar kunnen blijven.  

Beleidstafel Wateroverlast en Hoogwater 

In juli 2021 viel extreme neerslag in een gebied half zo groot als Nederland. Dit leidde tot zware overstromingen en wateroverlast in Limburg, Duitsland, België en Luxemburg. De minister van Infrastructuur en Waterstaat besloot een Beleidstafel Wateroverlast en Hoogwater op te richten, met als doel te leren van de situatie in Limburg. In de eerste rapportage van de beleidstafel staat dat onze watersystemen, ruimtelijke inrichting en crisisbeheersing niet kunnen voorkomen dat wateroverlast ontstaat bij extreme neerslag. Wel is het mogelijk de schade en maatschappelijke ontwrichting te beperken.  

In de tweede rapportage staat het eindadvies van de beleidstafel. Hierin wordt het advies gegeven om het principe van meerlaagsveiligheid uit te breiden van drie naar vijf lagen (zie pagina 20/21 van de Rapportage Staat van Ons Water). Het voorstel hierbij is om een extra, vierde laag ‘herstel’ en een integrale basislaag ‘waterbewustzijn’ toe te voegen. Een ander advies is om, naast de bestaande regionale stresstesten, ook bovenregionale stresstesten uit te voeren. Deze moeten inzichten geven in de gevolgen van een extreme watergebeurtenis op verschillende locaties of infrastructuur. 

Programma Integraal Riviermanagement 

In dit programma  werken Rijk en regio aan een integrale visie op het rivierengebied. In 2021 is gestart met de uitwerking van een toekomstvisie voor twee riviertrajecten. De evaluatie van deze oefening leidde in 2022 tot een herijking van het programma IRM: beleidskeuzes en kaders worden in 2024 vastgelegd in een Programma onder de Omgevingswet (POW). De beleidsbeslissingen worden naar verwachting begin 2024 in een ontwerp Programma onder de Omgevingswet (POW-IRM) ter inzage gelegd en daarna vastgesteld. Hierin staan de visie op het rivierengebied, samenwerkingsafspraken en beleidskeuzes over de toekomstige afvoercapaciteit en rivierbodemligging.  

Voortgang per thema